In augustus 1984 overleed mijn moeder. Zo maar . . . ineens. Dood zonder aankondiging. Ik was destijds 22 jaar. Het was een zware klap uit een onverwachte hoek. Mijn vader toonde daadkracht en zei: “Júllie zijn aan de beurt om te leven”. Vanaf dat moment was hij vader en moeder tegelijk.
Tijdens haar afscheid zaten wij, mijn vader, broer, zus en ik, op de eerste bank in die grote kerk. Een ereplaats waar niemand op zit te wachten. Echter, of je wil of niet, het leven doet! Haar afscheid was een kerkelijke dienst waarbij de pastoor zei wat hij al vaak had gezegd. Het hoorde bij die tijd en bij het geloof. En dat geloof hoorde bij mijn moeder.
De dood zelf verandert niet. Voor velen was en is het de grootste vijand, voor sommigen een vriend die je graag wil omarmen. Het afscheid anno nu is echter wél anders. Veel mensen vermijden het onderwerp ‘dood’ niet meer. Ze durven dit onderdeel , dat bij het leven hoort, in de ogen te kijken. Tegenwoordig spreken wij onze wensen uit ten aanzien van ons afscheid. Sommigen voeren ook ná hun leven nog graag de regie. En hoe fijn is het, dat nabestaanden niet met vragen blijven zitten waar alleen de overledene het antwoord op wist.
Na een mooi en persoonlijk afscheid vraag ik me zelf steeds vaker af hoe bijzonder het had kunnen zijn als de overledene mee had mogen luisteren naar de liefdevolle uitlatingen die de nabestaanden uitdeelden tijdens het afscheid. Wat zou het toch mooi zijn om je leven afgerond te zien worden met een passend afscheid waarbij je zelf nog mag ervaren welke betekenis je had voor anderen. Waarvoor werd je bemind en waarvoor was je geliefd? Wát in je was aardig en wat was er eigenaardig? Waarin blonk je uit en wat kreeg je nooit onder de knie? Een samenvatting van je leven als afronding van de jaren die je ten deel vielen. Het overwegen waard . . . om dit tijdens je leven nog te mogen beleven.
Ik heb het mogen doen . . . op uitnodiging met mensen in gesprek gaan die weten dat het laatste fluitsignaal niet lang meer op zich laat wachten. Een man zei ooit tegen mij: “Ik wil dat jij bij mijn afscheid mijn levensverhaal vertelt. En ik wil weten wát je zegt”. Zijn tijd raakte op en ik ben aan zijn wens tegemoet kunnen komen. Ik heb zijn levensverhaal opgeschreven en heb het daarna zelf aan hem voorgelezen, enkele weken voor zijn overlijden.
Een vrouw op hoge leeftijd vroeg mij onlangs om haar afscheid met mij te bespreken. Ik heb een aanvang gemaakt met het schrijven van haar levensverhaal. Ik heb haar vragen gesteld over haar leven, over hoe ze was als jong meisje, over hoe het voelde om haar latere echtgenoot als jonge vent voor het eerst in de ogen te kijken, hoe het vroeger voelde om verliefd te zijn, over de mooie en moeilijke dingen in haar leven. Ik stelde vragen, heel veel vragen. Het was een zeer diepgaand gesprek. Ze leeft nog steeds vitaal en gretig haar leven voort. Op het moment dat zij dit leven los moet laten, zullen er nauwelijks nog vragen zijn. De antwoorden zijn al bekend.
Wat afscheid nemen betreft is er de afgelopen decennia veel veranderd. Wat echter altijd blijft na de dood van een dierbare, is rouw, grote droefenis en het gemis. Je leeft een leven voort dat voor altijd anders is. Dáár zal nooit iets in veranderen.
Geef een reactie